Pijnmedicatie

De medicamenteuze behandeling van chronische pijn wordt ingedeeld in klassieke en atypische pijnstillers . Deze medicatie kan al dan niet in combinatie met elkaar en andere medicatie gebruikt worden, steeds op voorschrift van de arts, nooit op eigen initiatief!

De toediening van de verschillende types medicatie wordt veelal gerelateerd aan de WHO-pijnladder. Deze pijnladder verdeelt de klassieke medicatie die gebruikt wordt bij het bestrijden van pijn in drie trappen, bij onvoldoende pijnstilling gaat men over naar de volgende stap.

  • Stap 1: Niet-opioiden: paracetamol (dafalgan) en NSAID’s (“ontstekingsremmers” onder andere ibuprofen, voltaren…).
  • Stap 2: Toevoegen van een zwak werkend opioid: codeïne of tramadol (contramal, tradonal, zaldiar).
  • Stap 3: Het zwak werkend opioid vervangen door een sterk werkend opioid: onder andere fentanyl, morfine, oxycodon…

Stap twee wordt bij de behandeling van pijn bij kanker vaak overgeslagen. De meerwaarde van deze tussenstap is niet bewezen en geeft relatief gezien meer bijwerkingen dan de sterkere opiaten uit stap drie. Bij andere vormen van chronische pijn kan stap twee eventueel wel worden toegepast.
Middelen uit stap drie worden vaak gecombineerd met middelen uit stap één vanwege de verschillende werkingsmechanismen van deze groepen pijnstillers. De pijn wordt zo op verschillende manieren bestreden.

Naast deze klassieke medicatie kunnen er nog andere producten, zoals atypische pijnstillers gebruikt worden in de pijnbestrijding. Atypische pijnstillers hebben een secundaire pijnstillende werking op pijn en worden opnieuw onderverdeeld in antidepressiva en anti-epileptica. Deze producten worden dan niet voor hun oorspronkelijke doel (depressie of epilepsie) gebruikt.
Antidepressiva kennen een pijnstillende werking door het versterken van de pijnremmende banen via het opdrijven van het serotonine- en noradrenalinegehalte in het centrale zenuwstelsel. Enkele vbn hiervan zijn Redomex, Cymbalta, Nortrilen …

Anti-epileptica hebben een pijnstillende werking doordat ze inwerken op het membraan van de zenuwcellen en de elektrische activiteit in het zenuwstelsel verminderen. Enkele vbn hiervan zijn Lyrica, Gabapentine, Neurontin,…

Samengevat betekent dit dat deze produkten een remmend effect kunnen hebben op de geleiding van de pijnprikkels naar de hersenen. U krijgt deze medicatie dan ook niet omdat we denken dat u aan epilepsie of een depressie lijdt, maar voor de gekende effecten van deze producten op uw pijn.

Afsluitend een aantal nuttige tips over medicatiegebruik bij chronische pijn:

  1. Vaak is het samen met de arts zoeken naar het medicijn dat het best uw pijn bestrijdt en de minste nevenwerkingen geeft. Hiervoor is er soms tijd en geduld nodig met regelmatig controle van de pijnscores
  2. Het is belangrijk bij de opstart van uw medicatie rekening te houden met de mogelijke nevenwerkingen van medicatie. De meeste nevenwerkingen verdwijnen drie weken na de start van de medicatie. U kan adjuvante medicatie gebruiken om eventuele nevenwerkingen te bestrijden. Vraag deze aan uw arts.
  3. Bij chronische pijn streven we ernaar zoveel mogelijk met langwerkende onderhoudsmedicatie te werken. Het is belangrijk deze onderhoudsmedicatie op vaste tijdstippen, gelijkmatig verdeeld over de dag in te nemen. Op die manier blijft de hoeveelheid medicatie in het bloed gelijkmatig aanwezig, waardoor er een betere pijnstilling verkregen wordt. Wanneer u ondanks onderhoudsmedicatie hevige pijn ervaart kan er in medicatie voorzien worden die u extra kan innemen. Deze medicatie noemt "escape-medicatie" of "zo-nodig medicatie”. "Zo-nodig" medicatie is meestal een snelwerkende pijnstiller. Onderhoudsmedicatie is meestal traagwerkend.
  4. Wanneer u geen of minder pijn hebt, is het belangrijk de onderhoudsmedicatie toch in te nemen. Patiënten die systematisch pijnmedicatie innemen, hebben een betere pijnstilling en nemen uiteindelijk minder medicatie in dan patiënten die wachten tot de pijn aanwezig of ondraaglijk is. Als u wacht met het nemen van pijnmedicatie tot u pijn ervaart, is er meer medicatie nodig om deze pijn alsnog onder controle te krijgen. Het duurt ook langer voor de medicatie goed werkt. Dit komt doordat er steeds een minimale hoeveelheid werkzaam bestanddeel van de medicatie in het bloed nodig is om een goede pijnstilling te hebben.
  5. Het is belangrijk het effect van medicatie te controleren op het juiste moment. Bij het starten of aanpassen van onderhoudsmedicatie is er een periode nodig van een drietal dagen voordat u een optimaal effect heeft. Bij atypische analgetica (anti-epileptica en antidepressiva) duurt het drie weken vooraleer ze de pijn kunnen verminderen. Snelwerkende medicatie zal - afhankelijk van de soort - na een kwartier tot een uurtje werkzaam zijn. Onderhoudsmedicatie werkt meestal na vier of vijf uur.
  6. Bespreek uw ervaring met de medicatie steeds met uw arts of de pijnverpleegkundige. Zij zullen waar mogelijk rekening houden met uw eigen inbreng, waarna gezamenlijk gekeken kan worden hoe de voorgeschreven medicatie geoptimaliseerd kan worden. Op die manier trachten we met de medicatie een maximale pijnstillende werking te verkrijgen met een minimum aan nevenwerkingen. Verander de voorgeschreven medicatie niet op eigen initiatief!